Hij en ik en helemaal niks meer
10.12.2014


- Hoeveel mensen heb je gekust na mij?, vraagt hij midden in het park tussen de herfstblaadjes, tussen mensen die ons gesprek heel weinig lijkt te boeien en tussen duiven die veel te druk op zoek naar kruimels zijn, terwijl hij van zijn linkervoet naar zijn rechtervoet wiebelt en terug en me vooral niet aankijkt. - Twee, zeg ik. - En hoe vaak heb je je haar geknipt? - Eén keer maar.

Een paar jaar eerder was het ook winter. Het was kouder en witter en (nog) minder lang licht en ik had goedkope schoenen van de Scapino, gevuld met iets wat warm zou moeten houden wel, maar zonder zijn hand in de mijne was het allemaal veel lastiger geweest. Zonder hem was ik de berg afgerold toen ik uitgleed. Zonder hem had ik veel minder chocomel gedronken, minder kaneelbroodjes gegeten, minder chocoladetaart ook. Zonder hem had ik nooit zoveel films gekeken, nooit zoveel gelachen, nooit zoveel gesnowboard, nooit zoveel gekletst. Zonder hem had ik het gewoon nooit zo fijn gehad en dus bleven we bellen en Whatsappen en brieven schrijven met kusjes erop (de mijne) en ezelsoren (de zijne) en op bezoek gaan en telkens weer zijn hand in de mijne en mijn mond op de zijne en ons gelach door elkaar.

We vlogen en knuffelden en huilden en genoten,
het was een bubbel. Hij en ik, alleen hij en ik, die paar dagen. Elke keer weer.

Soms gingen we naar de bioscoop of het theater of eten in een restaurant, maar meestal in een hoekje dan. Soms zaten we in het park en soms waren we op een feestje, dansten de hele nacht lang, maar meestal was het hij en ik op de bank op bed in bed naast bed op de grond in de keuken in het bos aan het meer in de bergen. Op een paar vierkante meter of juist in de hele wereld, maar dan wel met de dichtstbijzijnde buurman ver weg. Bubbel bubbel bubbel bubbel.

Een paar jaar later en één nacht slapen is de afstand plots niet langer een vlucht en treinrit, maar twee tramstops tussen hem en mij. Zelfs op maandagochtend kan ik hem zien, voor we allebei moeten gaan werken. Ik tik op mijn eitje en hij perst sinaasappels, in zijn pauze brengt hij me een flesje en een kus en later die middag staan we in het park tussen de herfstblaadjes en mensen en duiven. We wonen in dezelfde stad en niet langer in de bubbel, concludeer ik daar. Want zoals wel vaker met bubbels waarvan het sop niet heel vers meer is, knapt hij toch wel zomaar ineens.

Nog altijd heb ik twee jongens na je gekust, maar mijn haar nu ook een extra keer geknipt en ik denk dat er ondertussen meer plukken zijn die je niet dan die je wel hebt aangeraakt.

Gisteren kwam ik je per ongeluk tegen in de tram.
Ik kwam je per ongeluk tegen in de tram en het deed me eigenlijk vrij weinig.

We lachtten en ik hoop dat jij ook vindt dat het goed geweest is zo, want dat is het wel. Vind ik.

10 opmerkingen:

  1. Wauw, dit is echt zo mooi Marlou!! Koester die herinneringen en fijn dat het goed is nu.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wauw. Wat een mooi en beetje zielig en bijzonder verhaal, en dan ook nog zo mooi geschreven!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wow, dat was een fijn stukje tekst. Lijkt erop dat ik in een soortgelijke situatie zit, alleen duurt het nog eventjes voordat het me weinig doet, maar dat komt wel ;)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Fijn om te horen - dat je het fijn vindt dan hè, zulke situaties zijn niet de allerbeste, maar stukken beter als je het kunt accepteren :) Succes ermee! x

      Verwijderen
  4. Wauw wat heb je dit mooi geschreven. Ik was tijdens het lezen bang dat ik een gebroken hart aan het einde zou tegenkomen, maar gelukkig maar.
    Echt, wat prachtig.

    BeantwoordenVerwijderen

Elke reactie maakt mijn dag een beetje beter. Dus, dank je.
(Mailen mag ook: heimarlou@gmail.com)